WB01343_.gif (599 bytes)WB01345_.gif (616 bytes)

2008 Loustal:   ZozoLala 161 (augustus / september 2008):

Loustal: "Ik teken om de werkelijkheid te ontvluchten"




De echte wereld volgens Rutu Modan

Van winkeldecoratie tot antiek Egypte: Papyrus

plus: de vaste rubrieken


www.zozolala.com
 

 

 








 

 


 

 

"Ik teken om de werkelijkheid te ontvluchten "

De Fransman Jacques de Loustal behoort al decennia tot de internationaal meest gelauwerde stripmakers. Zijn werk blijft onverminderd populair. Met zijn kenmerkende, licht abstracte tekenstijl vol verstarde, altijd zwetende personages maakte hij klassieke boeken als Besame mucho, Woestijnkoorts en De gebroeders Adamov. Na veel grafische omzwervingen grijpt hij met zijn meest recente strip Schurkenbloed min of meer terug op het werk uit het begin van zijn lange loopbaan. 


Interviewer Hans van Soest en Loustal tijdens Stripdagen Haarlem  7-7-2008

 

„Sfeer vertalen in tekeningen. Dat is misschien wel de beste omschrijving van wat ik nastreef in mijn werk." Jacques de Loustal  (52) reist veel. Naast zijn strips verschenen er van zijn hand sfeervol getekende reisdagboeken die hier niet zijn uitgegeven. Ook zijn Loustals reisimpressies veel in zijn vaderland Frankrijk geëxposeerd. „Ik ben veel in de Verenigde Staten geweest, vooral de zuidelijke staten, Afrika en het Verre Oosten. Ik heb een hang naar het exotische. In mijn tekeningen probeer ik dat zo dicht mogelijk te benaderen. Om de atmosfeer te kunnen overbrengen, is het belangrijk dat je er zelf bent geweest. Als je de decors van je strips kent, wordt het resultaat beter."

 

Behalve door het exotische worden uw strips ook gekenmerkt door de dreiging die in elk afzonderlijk plaatje hangt. Alsof de personages net op het punt staan Iets te doen wat in de begeleidende teksten slechts wordt gesuggereerd.

„Als dat zo overkomt, dan ben ik geslaagd in mijn opzet. Het komt door mijn manier van werken. Voor mijn strips werk ik altijd met scenaristen, maar ik wil de leiding hebben bij de manier waarop het verhaal verteld wordt. De werkverdeling tussen mij en de scenarist is niet klassiek. Ik wil geen uitgewerkte scenario's. Ik vraag altijd alleen een synopsis. Als het verhaal me aanstaat, `verhaal' ik dat in een storyboard. Dat is veel werk. Ik bepaal uiteindelijk uit hoeveel pagina's de strip zal bestaan. Ik bepaal welke scènes ik uitbeeld, ik bepaal hoeveel ruimte er voor de gewenste handelingen wordt ingeruimd. Het creatieve proces houd ik zo in eigen hand. Vervolgens gaan mijn geschetste pagina's terug naar de scenarist, die dan pas de teksten en de dialogen uitschrijft. Zo komt het dat mijn strips veelal een strikte scheiding hebben tussen de plaatjes en de begeleidende tekst. Ik werk nauwelijks met tekstballonnen. Op die manier ontstaat meer spanning tussen tekst en beeld. Zo kan ik laten zien wat ik belangrijk vind. De tekeningen zijn altijd een momentopname uit het verhaal. De personages reageren in de tekening op iets wat even daarvoor in tekst is aangekondigd, of wat niet in tekst hoeft te worden gezegd. Deze manier van werken biedt me alle vrijheid me te concentreren op de expressie van de personages. Er ontstaat veel meer ruimte voor emotionele ontwikkeling in de tekening, omdat ik niet hele pagina's kwijt ben aan pratende koppen."

 

Doet u uw inkleuring altijd zelf?

„Ja, dat kun je niet aan anderen overlaten. Licht en kleur zijn heel belangrijk in mijn werk. Zonder dat zijn mijn tekeningen niet af. Meestal gebruik ik waterverf. Ik heb wel eens computerinkleuring geprobeerd, maar het resultaat vond ik te vlak."

 

Na jaren werkte u voor uw laatste album Schurkenbloed weer samen met Philippe Paringaux.

„We hadden al heel lang niets meer samen gedaan. Hoewel mijn eerste albums allemaal in samenwerking met hem ontstonden, is Paringaux geen beroepsschrijver. Hij maakt alleen iets als hij een idee heeft. Daar komt bij dat ik na een aantal jaar alle drama en zwaarmoedigheid uit zijn verhalen zat werd. Ik wilde iets anders. Ik had behoefte wat lichter werk te maken, zoals Chinese zee, van Jean-Luc Coatalem. Maar na een tijdje begon het toch weer te kriebelen. Ik had weer behoefte aan iets duisters. Ik ben dol op het film noir-genre, op oude hardboiled- detectives. Schurkenbloed is een soort hommage aan de Franse film uit de jaren '5o en '6o."

 

Wat maakt de samenwerking met Paringaux voor u zo bijzonder?

„Philippe en ik kennen elkaar al heel lang. Hij was redacteur van een muziektijdschrift waar ik voor illustreerde. Hij schreef al wat teksten. Op een dag heb ik hem gevraagd wat voor mij te schrijven en daar zijn eerst verschillende korte strips uit ontstaan. Hij was de eerste scenarist met wie ik werkte. Er was meteen een klik. We hoeven nauwelijks te overleggen. Allebei hebben we het zelfde eindresultaat voor ogen. Maar zijn verhalen zijn soms "too much". Ze zijn erg zwaar op de hand. Philippe houdt van zwaar aangezet drama. Ik ook. Maar af en toe moet ik voor het broodnodige evenwicht uitwijken naar een lichter genre. Schurkenbloed was echter weer precies wat ik wilde. Het is weliswaar hard, maar wel stijlvol. Als een schrijver mij een synopsis aanbiedt, kan ik er alleen mee werken als ik een band voel met de personages. Bij Schurkenbloed had ik dat meteen. De hoofdpersoon is een soort icoon van het film noir-genre: de koelbloedige killer. Het beeld van die stervende killer die verteerd wordt door schuldgevoel over zijn dochter, sprak

me direct aan. Het was interessant genoeg om verder uit te werken. Ik vind het een van mijn beste boeken geworden."

 

En met andere scenaristen heeft u die klik niet?

„De samenwerking met anderen loopt zeker moeizamer. Heel veel synopsissen wijs ik af. Of soms werk ik ze wel uit, maar vind ik de later toegevoegde teksten toch niet leuk. Er is gewoon niet het zelfde gevoel. Ik deel met Paringaux de liefde voor film, maar ook voor de broeierige boeken van schrijvers als Tennessee Williams. Zoiets willen wij ook maken."  

U bent behalve striptekenaar ook schilder en illustrator. Wat is voor u het verschil tussen die disciplines?

„Er is niet heel veel verschil tussen voor mij. Ik ben een beeldend kunstenaar, welke discipline ik ook beoefen. In mijn strips ben ik dat ook meer dan een verteller. De verhalen moeten altijd van een ander komen. Ik vertaal ze in afzonderlijke beelden. Wel is mijn vrije werk natuurlijk persoonlijker dan mijn strips. Mijn strips zijn immers niet voor ioo procent van mezelf. Daarnaast heb ik mijn vrije werk nodig om af en toe op adem te komen. Werken aan een strip bestaat voor een groot deel uit herhaling. Aan Schurkenbloed bijvoorbeeld was ik zo'n anderhalf jaar bezig. Ook omdat ik er veel opdrachten voor illustraties naast had. Maar toch, anderhalf jaar is lang. Dan heb ik echt even zuurstof nodig. Dan moet ik werken met ander materiaal, op canvas, met olieverf, andere kleuren, andere decors. Om weer op adem te komen. Mijn hele carrière zoek ik al naar een evenwicht tussen langer werk en vrij werk."

 Is het na dertig jaar nog steeds leuk om strips te maken?

„Ha, ik heb een passie voor tekenen. Ik heb het geluk dat ik van mijn passie kan leven. Ik ben een van de weinige mensen die op latere leeftijd kunnen blijven doen, wat ze als kind al spelenderwijs deden. Elk album is voor mij nog steeds een uitdaging. Weliswaar heb ik mijn eigen handschrift ontwikkeld - iedereen kan direct zien dat iets een Loustal is - maar toch is mijn tekenstijl in geen enkel album hetzelfde. Ik wil me blijven ontwikkelen, mezelf blijven verrassen. Ik begrijp niet hoe collega's het volhouden die een vaste reeks hebben en al jaren hetzelfde doen. Strips maken wordt al heel snel monotoon werk. Daarom wil ik al tekenend telkens iets nieuws van mezelf ontdekken."

 

Maar wat is dan nog die uitdaging als u aan een nieuwe strip begint? „Behalve de grafische uitdaging? De uitdaging om een verhaal om te zetten in beelden. En de problemen oplossen die je daarbij tegenkomt. Ik zoek een verhaal uit waarmee ik minimaal een jaar zoet kan zijn. Daarbij is de esthetische achtergrond voor mij heel belangrijk: waar en wanneer speelt het zich af? Ik houd niet van kostuumdrama's bijvoorbeeld. Ik wil geen verhaal waarvoor ik me uitvoering moet documenteren, waar ik veel tijd kwijt ben aan kleding en paarden. Het moet zich wel afspelen in de 20ste eeuw. Kid Congo was een uitzondering. Dat heb ik alleen maar gedaan omdat ik het verhaal toch erg sterk vond. Dat is hoe dan ook de eerste vereiste: het verhaal moet uitgaan van een sterke situatie, iets wat meteen tot mijn verbeelding spreekt. Het gebeurt nog al eens dat ik verhalen afwijs. Heel beschamend soms, want ik vraag veel verschillende scenaristen iets te maken. Soms steken ze er een hoop werk in voor niets." 

Toch spelen uw verhalen zich nooit af in het heden.

„Nee, ik houd van de periode van de jaren '3o tot de jaren '7o. Ik wil niet tekenen wat ik dagelijks om me heen zie. Het heden inspireert me niet. Ook al speelt een verhaal in een recent verleden, toch wordt het daardoor al veel sfeervoller. Ik droom graag weg in mijn werk. Tekenen is voor mij een vorm van escapisme. Ik houd niet van de realiteit. Ik wil een andere wereld laten zien. Noem het een vlucht, een vlucht voor het dagelijks leven. Misschien is dat ook wel waarom ik zo veel reis. Elke dag word je overspoeld met al die ellende op de radio en televisie. Als ik van huis ben, ben ik van die shit verlost." 

Waarom bent u eigenlijk ooit strips gaan maken?

„Omdat ik zo'n groot filmfan ben. Strip geeft je net als bij film de mogelijkheid om een eigen universum te creëren. Ik bewonder regisseurs als Federico Fellini en David Lynch. Elke film van hen is heel herkenbaar. Sommige stripauteurs beheersen die kunst ook: Charles Burns, Daniel Clowes en Mattotti bijvoorbeeld. Zij slepen je mee in een heel eigen wereld, elk album weer. Dat is wat ik van het begin af aan ook wilde, dat mensen bij het dichtslaan van mijn albums konden zeggen: typisch Loustal." 

Daarin bent u dan geslaagd. Al vanaf het begin van uw carrière leken uw tekeningen op die van niemand anders.

„Het maakt me blij als mensen zoiets zeggen. (lacht) Ik streef er naar mijn werk een persoonlijke touch mee te geven. Ik begon eind jaren '7o. Het waren de hoogtijdagen van het tijdschrift Métal Hurlant. Het was de tijd dat de klare lijn enorm in de mode kwam: Floc'h, Chaland, Torres. Zij deelden een grafische code: geënt op Hergé, maar dan moderner.

Hun werk deed me altijd denken aan de muziek van een goede rockband, die in wezen niet meer is dan een moderne variant op de Rolling Stones. Daar is helemaal niets mis mee, integendeel. Maar ik wilde dat niet. Ik wilde iets nieuws, een heel persoonlijke stijl. Daarmee maakte ik het voor mezelf verdomd lastig om een plek te bevechten bij het publiek. Mijn werk refereerde immers nergens aan." 

Wat waren uw inspiratiebronnen dan?

„Films natuurlijk, maar ook schilders als Henri Matisse en Paul Gauguin. Dat laatste klinkt misschien wel logisch als je mijn werk ziet. Maar Robert Crumb was voor mij bijvoorbeeld ook een inspirator. Ik absorbeer alles. Ik ben enorm visueel ingesteld. Alles wat ik zie, vermaal ik in mijn hersens en wil ik daarna ordenen op papier. Het werkt als een soort trechter. Aan de bovenkant gaan er allerlei invloeden in - films, Moebius - en aan de onderkant vloeit daar Loustal uit!

Zelf heb ik architectuur gestudeerd. Strips maakte ik in die periode vooral als afleiding. Na mijn diensttijd in Marokko besloot ik echter me volledig op het beeldverhaal te richten. Architectuur is echt te saai. Het was ook wel een goede tijd om zo'n beslissing te nemen. Begin jaren '8o zat er enorm veel groei in de sector. Uitgevers gaven steeds meer strips uit. Er was veel werk. Ik rolde er makkelijk in." 

Zou dat nu moeilijker zijn voor een auteur als u?

„Zeer zeker. Voor mij was het een goede tijd om te beginnen. Nu is dat lastiger. Zeker voor iemand die werk maakt dat afwijkt van de doorsnee strips die lekker `in het oog liggen'. In mijn tijd waren er nog meer mogelijkheden om je werk voor te publiceren in tijdschriften. Er was een betaald podium voor beginnelingen. Dat gaf niet alleen meer vrijheid, maar

je werkte ook minder geïsoleerd. Op de redactie zag je andere auteurs. Je kon overleggen, ideeën delen, elkaar helpen. Het was een gezellige tijd. Nu zit iedereen thuis in zijn werkkamer in zijn eentje te zwoegen."

Waar werkt u nu aan?

„Na Schurkenbloed had ik het weer eventjes gehad met strips. Ik werkte aan twee kinderboeken, een reisverslag en schilderijen. Inmiddels heb ik weer zin in een project voor de langere termijn. Ik wil weer iets vertellen. Ik heb diverse mensen gevraagd een verhaal voor me te verzinnen. Ik heb nu meerdere synopsissen op de plank liggen, waaronder weer een van Paringaux. Ook heb ik veel boeken gelezen om te zien of die te verstrippen zijn, zoals ik destijds met het werk van Coatalem heb gedaan. Al een tijd lang speel ik met het idee iets met de policiers van Georges Simenon te doen. Nu werk ik aan twee stripalbums tegelijk. Het eerste is de verstripping van een verhaal van Dennis Lehane uit zijn verhalenbundel Coronado. Dat is voor de nieuwe reeks Kaliber bij uitgeverij Casterman. Het tweede bestaat uit een aantal korte verhalen van een pagina of drie naar het werk van Tonino Benacquista. Het zijn vrolijke verhalen met een happy end. Dat is iets heel nieuws voor mij. Mijn vrouw is er erg blij mee. Eindelijk eens iets wat niet zo zwaar op de hand is."