"Ik teken om
de werkelijkheid te ontvluchten "
De Fransman Jacques de Loustal
behoort al decennia tot de internationaal meest
gelauwerde stripmakers. Zijn werk blijft
onverminderd populair. Met zijn kenmerkende, licht
abstracte tekenstijl vol verstarde, altijd zwetende
personages maakte hij klassieke boeken als Besame
mucho, Woestijnkoorts en De gebroeders Adamov. Na
veel grafische omzwervingen grijpt hij met zijn
meest recente strip Schurkenbloed min of meer terug
op het werk uit het begin van zijn lange loopbaan.
Interviewer Hans van Soest en Loustal tijdens
Stripdagen Haarlem 7-7-2008
„Sfeer vertalen in tekeningen.
Dat is misschien wel de beste omschrijving van wat
ik nastreef in mijn werk."
Jacques de Loustal
(52) reist veel. Naast zijn
strips verschenen er van zijn hand sfeervol
getekende reisdagboeken die hier niet zijn
uitgegeven. Ook zijn Loustals reisimpressies veel in
zijn vaderland Frankrijk geëxposeerd. „Ik ben veel
in de Verenigde Staten geweest, vooral de zuidelijke
staten, Afrika en het Verre Oosten. Ik heb een hang
naar het exotische. In mijn tekeningen probeer ik
dat zo dicht mogelijk te benaderen. Om de atmosfeer
te kunnen overbrengen, is het belangrijk dat je er
zelf bent geweest. Als je de decors van je strips
kent, wordt het resultaat beter."
Behalve door het exotische
worden uw strips ook gekenmerkt door de dreiging die
in elk afzonderlijk plaatje hangt. Alsof de
personages net op het punt staan Iets te doen wat in
de begeleidende teksten slechts wordt gesuggereerd.
„Als dat zo overkomt, dan ben
ik geslaagd in mijn opzet. Het komt door mijn manier
van werken. Voor mijn strips werk ik altijd met
scenaristen, maar ik wil de leiding hebben bij de
manier waarop het verhaal verteld wordt. De
werkverdeling tussen mij en de scenarist is niet
klassiek. Ik wil geen uitgewerkte scenario's. Ik
vraag altijd alleen een synopsis. Als het verhaal me
aanstaat, `verhaal' ik dat in een storyboard. Dat is
veel werk. Ik bepaal uiteindelijk uit hoeveel
pagina's de strip zal bestaan. Ik bepaal welke
scènes ik uitbeeld, ik bepaal hoeveel ruimte er voor
de gewenste handelingen wordt ingeruimd. Het
creatieve proces houd ik zo in eigen hand.
Vervolgens gaan mijn geschetste pagina's terug naar
de scenarist, die dan pas de teksten en de dialogen
uitschrijft. Zo komt het dat mijn strips veelal een
strikte scheiding hebben tussen de plaatjes en de
begeleidende tekst. Ik werk nauwelijks met
tekstballonnen. Op die manier ontstaat meer spanning
tussen tekst en beeld. Zo kan ik laten zien wat ik
belangrijk vind. De tekeningen zijn altijd een
momentopname uit het verhaal. De personages reageren
in de tekening op iets wat even daarvoor in tekst is
aangekondigd, of wat niet in tekst hoeft te worden
gezegd. Deze manier van werken biedt me alle
vrijheid me te concentreren op de expressie van de
personages. Er ontstaat veel meer ruimte voor
emotionele ontwikkeling in de tekening, omdat ik
niet hele pagina's kwijt ben aan pratende koppen."
Doet u uw inkleuring altijd
zelf?
„Ja, dat kun je niet aan
anderen overlaten. Licht en kleur zijn heel
belangrijk in mijn werk. Zonder dat zijn mijn
tekeningen niet af. Meestal gebruik ik waterverf. Ik
heb wel eens computerinkleuring geprobeerd, maar het
resultaat vond ik te vlak."
Na jaren werkte u voor uw
laatste album Schurkenbloed weer samen met Philippe
Paringaux.
„We hadden al heel lang niets
meer samen gedaan. Hoewel mijn eerste albums
allemaal in samenwerking met hem ontstonden, is
Paringaux geen beroepsschrijver. Hij maakt alleen
iets als hij een idee heeft. Daar komt bij dat ik na
een aantal jaar alle drama en zwaarmoedigheid uit
zijn verhalen zat werd. Ik wilde iets anders. Ik had
behoefte wat lichter werk te maken, zoals Chinese
zee, van Jean-Luc Coatalem. Maar na een tijdje begon
het toch weer te kriebelen. Ik had weer behoefte aan
iets duisters. Ik ben dol op het film noir-genre, op
oude hardboiled- detectives. Schurkenbloed is een
soort hommage aan de Franse film uit de jaren '5o en
'6o."
Wat maakt de samenwerking
met Paringaux voor u zo bijzonder?
„Philippe en ik kennen elkaar
al heel lang. Hij was redacteur van een
muziektijdschrift waar ik voor illustreerde. Hij
schreef al wat teksten. Op een dag heb ik hem
gevraagd wat voor mij te schrijven en daar zijn
eerst verschillende korte strips uit ontstaan. Hij
was de eerste scenarist met wie ik werkte. Er was
meteen een klik. We hoeven nauwelijks te overleggen.
Allebei hebben we het zelfde eindresultaat voor
ogen. Maar zijn verhalen zijn soms "too much". Ze
zijn erg zwaar op de hand. Philippe houdt van zwaar
aangezet drama. Ik ook. Maar af en toe moet ik voor
het broodnodige evenwicht uitwijken naar een lichter
genre. Schurkenbloed was echter weer precies wat ik
wilde. Het is weliswaar hard, maar wel stijlvol. Als
een schrijver mij een synopsis aanbiedt, kan ik er
alleen mee werken als ik een band voel met de
personages. Bij Schurkenbloed had ik dat meteen. De
hoofdpersoon is een soort icoon van het film
noir-genre: de koelbloedige killer. Het beeld van
die stervende killer die verteerd wordt door
schuldgevoel over zijn dochter, sprak
me direct aan. Het was
interessant genoeg om verder uit te werken. Ik vind
het een van mijn beste boeken geworden."
En met andere scenaristen
heeft u die klik niet?
„De samenwerking met anderen
loopt zeker moeizamer. Heel veel synopsissen wijs ik
af. Of soms werk ik ze wel uit, maar vind ik de
later toegevoegde teksten toch niet leuk. Er is
gewoon niet het zelfde gevoel. Ik deel met Paringaux
de liefde voor film, maar ook voor de broeierige
boeken van schrijvers als Tennessee Williams. Zoiets
willen wij ook maken."
U bent behalve striptekenaar
ook schilder en illustrator. Wat is voor u het
verschil tussen die disciplines?
„Er is niet heel veel verschil
tussen voor mij. Ik ben een beeldend kunstenaar,
welke discipline ik ook beoefen. In mijn strips ben
ik dat ook meer dan een verteller. De verhalen
moeten altijd van een ander komen. Ik vertaal ze in
afzonderlijke beelden. Wel is mijn vrije werk
natuurlijk persoonlijker dan mijn strips. Mijn
strips zijn immers niet voor ioo procent van mezelf.
Daarnaast heb ik mijn vrije werk nodig om af en toe
op adem te komen. Werken aan een strip bestaat voor
een groot deel uit herhaling. Aan Schurkenbloed
bijvoorbeeld was ik zo'n anderhalf jaar bezig. Ook
omdat ik er veel opdrachten voor illustraties naast
had. Maar toch, anderhalf jaar is lang. Dan heb ik
echt even zuurstof nodig. Dan moet ik werken met
ander materiaal, op canvas, met olieverf, andere
kleuren, andere decors. Om weer op adem te komen.
Mijn hele carrière zoek ik al naar een evenwicht
tussen langer werk en vrij werk."
Is het na dertig jaar nog
steeds leuk om strips te maken?
„Ha, ik heb een passie voor
tekenen. Ik heb het geluk dat ik van mijn passie kan
leven. Ik ben een van de weinige mensen die op
latere leeftijd kunnen blijven doen, wat ze als kind
al spelenderwijs deden. Elk album is voor mij nog
steeds een uitdaging. Weliswaar heb ik mijn eigen
handschrift ontwikkeld - iedereen kan direct zien
dat iets een Loustal is - maar toch is mijn
tekenstijl in geen enkel album hetzelfde. Ik wil me
blijven ontwikkelen, mezelf blijven verrassen. Ik
begrijp niet hoe collega's het volhouden die een
vaste reeks hebben en al jaren hetzelfde doen.
Strips maken wordt al heel snel monotoon werk.
Daarom wil ik al tekenend telkens iets nieuws van
mezelf ontdekken."
Maar wat is dan nog die
uitdaging als u aan een nieuwe strip begint?
„Behalve de grafische uitdaging? De uitdaging om een
verhaal om te zetten in beelden. En de problemen
oplossen die je daarbij tegenkomt. Ik zoek een
verhaal uit waarmee ik minimaal een jaar zoet kan
zijn. Daarbij is de esthetische achtergrond voor mij
heel belangrijk: waar en wanneer speelt het zich af?
Ik houd niet van kostuumdrama's bijvoorbeeld. Ik wil
geen verhaal waarvoor ik me uitvoering moet
documenteren, waar ik veel tijd kwijt ben aan
kleding en paarden. Het moet zich wel afspelen in de
20ste eeuw. Kid Congo was een uitzondering.
Dat heb ik alleen maar gedaan omdat ik het verhaal
toch erg sterk vond. Dat is hoe dan ook de eerste
vereiste: het verhaal moet uitgaan van een sterke
situatie, iets wat meteen tot mijn verbeelding
spreekt. Het gebeurt nog al eens dat ik verhalen
afwijs. Heel beschamend soms, want ik vraag veel
verschillende scenaristen iets te maken. Soms steken
ze er een hoop werk in voor niets."
Toch spelen uw verhalen zich
nooit af in het heden.
„Nee, ik houd van de periode
van de jaren '3o tot de jaren '7o. Ik wil niet
tekenen wat ik dagelijks om me heen zie. Het heden
inspireert me niet. Ook al speelt een verhaal in een
recent verleden, toch wordt het daardoor al veel
sfeervoller. Ik droom graag weg in mijn werk.
Tekenen is voor mij een vorm van escapisme. Ik houd
niet van de realiteit. Ik wil een andere wereld
laten zien. Noem het een vlucht, een vlucht voor het
dagelijks leven. Misschien is dat ook wel waarom ik
zo veel reis. Elke dag word je overspoeld met al die
ellende op de radio en televisie. Als ik van huis
ben, ben ik van die shit verlost."
Waarom bent u eigenlijk ooit
strips gaan maken?
„Omdat ik zo'n groot filmfan
ben. Strip geeft je net als bij film de mogelijkheid
om een eigen universum te creëren. Ik bewonder
regisseurs als Federico Fellini en David Lynch. Elke
film van hen is heel herkenbaar. Sommige
stripauteurs beheersen die kunst ook: Charles Burns,
Daniel Clowes en Mattotti bijvoorbeeld. Zij slepen
je mee in een heel eigen wereld, elk album weer. Dat
is wat ik van het begin af aan ook wilde, dat mensen
bij het dichtslaan van mijn albums konden zeggen:
typisch Loustal."
Daarin bent u dan geslaagd.
Al vanaf het begin van uw carrière leken uw
tekeningen op die van niemand anders.
„Het maakt me blij als mensen
zoiets zeggen. (lacht) Ik streef er naar mijn werk
een persoonlijke touch mee te geven. Ik begon eind
jaren '7o. Het waren de hoogtijdagen van het
tijdschrift Métal Hurlant. Het was de tijd
dat de klare lijn enorm in de mode kwam: Floc'h,
Chaland, Torres. Zij deelden een grafische code:
geënt op Hergé, maar dan moderner.
Hun werk deed me altijd denken
aan de muziek van een goede rockband, die in wezen
niet meer is dan een moderne variant op de Rolling
Stones. Daar is helemaal niets mis mee, integendeel.
Maar ik wilde dat niet. Ik wilde iets nieuws, een
heel persoonlijke stijl. Daarmee maakte ik het voor
mezelf verdomd lastig om een plek te bevechten bij
het publiek. Mijn werk refereerde immers nergens
aan."
Wat waren uw
inspiratiebronnen dan?
„Films natuurlijk, maar ook
schilders als Henri Matisse en Paul Gauguin. Dat
laatste klinkt misschien wel logisch als je mijn
werk ziet. Maar Robert Crumb was voor mij
bijvoorbeeld ook een inspirator. Ik absorbeer alles.
Ik ben enorm visueel ingesteld. Alles wat ik zie,
vermaal ik in mijn hersens en wil ik daarna ordenen
op papier. Het werkt als een soort trechter. Aan de
bovenkant gaan er allerlei invloeden in - films,
Moebius - en aan de onderkant vloeit daar Loustal
uit!
Zelf heb ik architectuur
gestudeerd. Strips maakte ik in die periode vooral
als afleiding. Na mijn diensttijd in Marokko besloot
ik echter me volledig op het beeldverhaal te
richten. Architectuur is echt te saai. Het was ook
wel een goede tijd om zo'n beslissing te nemen.
Begin jaren '8o zat er enorm veel groei in de
sector. Uitgevers gaven steeds meer strips uit. Er
was veel werk. Ik rolde er makkelijk in."
Zou dat nu moeilijker zijn
voor een auteur als u?
„Zeer zeker. Voor mij was het
een goede tijd om te beginnen. Nu is dat lastiger.
Zeker voor iemand die werk maakt dat afwijkt van de
doorsnee strips die lekker `in het oog liggen'. In
mijn tijd waren er nog meer mogelijkheden om je werk
voor te publiceren in tijdschriften. Er was een
betaald podium voor beginnelingen. Dat gaf niet
alleen meer vrijheid, maar
je werkte ook minder
geïsoleerd. Op de redactie zag je andere auteurs. Je
kon overleggen, ideeën delen, elkaar helpen. Het was
een gezellige tijd. Nu zit iedereen thuis in zijn
werkkamer in zijn eentje te zwoegen."
Waar werkt u nu aan?
„Na Schurkenbloed had ik
het weer eventjes gehad met strips. Ik werkte aan
twee kinderboeken, een reisverslag en schilderijen.
Inmiddels heb ik weer zin in een project voor de
langere termijn. Ik wil weer iets vertellen. Ik heb
diverse mensen gevraagd een verhaal voor me te
verzinnen. Ik heb nu meerdere synopsissen op de
plank liggen, waaronder weer een van Paringaux. Ook
heb ik veel boeken gelezen om te zien of die te
verstrippen zijn, zoals ik destijds met het werk van
Coatalem heb gedaan. Al een tijd lang speel ik met
het idee iets met de policiers van Georges Simenon
te doen. Nu werk ik aan twee stripalbums tegelijk.
Het eerste is de verstripping van een verhaal van
Dennis Lehane uit zijn verhalenbundel
Coronado.
Dat is voor de nieuwe reeks Kaliber bij uitgeverij
Casterman. Het tweede bestaat uit een aantal korte
verhalen van een pagina of drie naar het werk van
Tonino Benacquista. Het zijn vrolijke verhalen met
een happy end. Dat is iets heel nieuws voor mij.
Mijn vrouw is er erg blij mee. Eindelijk eens iets
wat niet zo zwaar op de hand is."
|