LOUSTAL, HET LICHT ALS
HOOFDROLSPELER
De meeste stripliefhebbers lijken moeite te hebben met het werk van de
Franse tekenaar Jacques de Loustal. Zijn albums Woestijnkoorts en Besame Mucho (uitgegeven
door Casterman) zijn mede door hun literaire toon en structuur eerder beeldromans dan
strip verhalen in de gebruikelijk zin van het woord. Zijn artistieke kwaliteiten - met
name zijn fenomenale gevoel voor kleur en atmosfeer - lijden geen twijfel, maar vaak is
Loustal verweten eerder een illustrator dan een striptekenaar te zijn. Ironisch genoeg
wordt die indruk versterkt door de beide boeken waarvan korte tijd geleden een Nederlandse
editie verscheen: de thriller die hij in samenwerking met Tito Topin maakte, De W van
wraak (uitgeverij Arboris), en Daglicht (uitgeverij Het Raadsel), dat een
selectie bevat uit de illustraties die Loustal de afgelopen den jaar maakte. Naar
aanleiding van de verschijning van dat laatste boek werd bij Galerie Lambiek in Amsterdam
een tentoonstelling van Loustals werk gehouden. Daar spraken we met de tekenaar: over het
uitdiepen van een verhaal, over de rol die fotografie, schilderkunst en literatuur in zijn
werk spelen over het verschil tussen strips met onderschriften en strips met balloons, en
over licht ruimte en kleur: Ik heb altijd de indruk dat mensen teleurgesteld zijn als ik
iets in zwart wil doe:'
Voelt u zich als illustrator vrijer dan wanneer u aan een strip bezig
bent?
Loustal: "Ja, aan een lang stripverhaal ben je zo'n tien maanden
bezig. Dan moet je je alsmaar aan dezelfde grafische code, dezelfde techniek en dezelfde
personages houden. Ik doe het graag, want ik houd ervan een verhaal leven in te blazen,
bezig te zijn met de verhouding tussen de tekst en de tekening en tussen de tekeningen
onderling, met het licht, met de achtergrond en de omgeving van de personages om zo een
verhaal helemaal uit te diepen. Maar als ik daarmee klaar ben, ben ik het ook goed beu.
Dan vind ik het prettig om grotere tekeningen te maken, materiaal te gebruiken dat heel
anders is dan aquarelverf, veel feller van kleur."
Wat is voor u het meest aantrekkelijk bij het tekenen van een strip.-
het verhaal of de personages?
"Over het algemeen het verhaal. Ik werk altijd met anderen samen.
Met scenaristen, want voor het schrijven van verhalen ben ik niet in de wieg gelegd
(lacht). Ik kan plaatjes tekenen, maar geen verhalen vertellen. Daarom moet ik altijd
samenwerken met iemand die ik ken, met wie ik goed op kan schieten en wiens werk ik
waardeer. We moeten van dezelfde dingen houden, dezelfde invloeden ondergaan hebben.
Het eerste waar ik op let, is de locatie waar het verhaal zich
afspeelt. En in welke tijd. De personages komen pas op de tweede plaats. Ik vertrouw op
mijn scenario en als ik graag met ze werk, komt het wel in orde. Tijd en plaats zijn heel
belangrijk. Voordat je aan het verhaal begint, moetje je daar uitgebreid over
documenteren: in boekwinkels kijken, op reis gaan om ter plaatse foto's en tekeningen te
maken. Daar ligt een grote nadruk op in mijn tekeningen, vandaar dat er zo vaak kusten,
landschappen, nachtscenes in mijn verhalen te zien zijn."
Er ligt een grote nadruk op de omgeving van de personages?
"Ja, want ik ben van oorsprong architect. Ik heb een opleiding van
acht jaar gevolgd. Misschien springt dat niet in het oog, want de gebouwen staan niet
centraal in mijn tekeningen, maar ik geloof dat ik een bepaalde visie op de omgeving heb
die direct samenhangt met mijn voorkeur voor de architectuur. Maar het gaat altijd om
anonieme architectuur. En ik denk dat mijn opleiding ook terug te zien is in het belang
dat ik in mijn tekeningen aan die omgeving hecht."
De omgeving vertelt altijd veel over de personages. In uw stijl zou het
mogelijk zijn een verhaal te vertellen over een personage dat zelf niet in beeld komt.
"Ja, dat is iets dat ik altijd heb willen doen! Een verhaal
vertellen door te laten zien wat zich om de personages heen bevindt, en tussen hen in -
zonder dat ze zelf te zien zijn. Een jaar of tien geleden was zoiets misschien mogelijk
geweest, toen kon je in strips met dat soort dingen experimenteren. Maar nu hoef je er bij
geen enkele redacteur mee aan te komen (lacht). Maar ik heb iets dergelijks gemaakt, al is
het geen strip: De W van Wraak. Het is een graphic novel. Ik ben met de
schrijver, Tito Topin, naar Marokko geweest. Hij schreef een verhaal en op de plaatsen
waar het zich afspeel, maakte ik tekeningen en foto's. Hij en ik hadden allebei een andere
visie. We verschilden in leeftijd. Ik heb toen besloten om niet de personages, maar alleen
hun omgeving te laten zien. Maar het is zeker geen stripverhaal!'
Er is een heel duidelijke invloed van de
fotografie in uw werk te zien,
vooral in de compositie van uw tekeningen en de manier waarop u gebruik maakt van kaders.
"Als
ik met tekenen begin, trek ik eerst een grens,een kader. Daar binnen bouw ik met lijnen de
tekening op. Voor mij is het altijd alsof ik de dingen door een zoeker zie Ik maak heel
veel foto's en soms besef ik dat ik zoveel fotografeer, dat ik bijna uitsluitend via de
zoeker naar dingen kijk, Een anekdote: ik was in San Francisco en huurde een
helikopter om
over Alcatraz te vliegen. Ik dacht bij mezelf: Fantastisch, prachtig. Ik maakte een hele
hoop foto's - maar ik keek niet zelf, ik keek via mijn camera. Het was snel voorbij, want
het is maar een klein stukje vliegen. Toen het voorbij was, herinnerde ik me alleen het
beeld dat ik in mijn zoeker had gezien. Ik had geen totaaloverzicht. Dat is een extreem
voorbeeld, maar het geeft een indruk van de manier waarop ik werk!'
Een foto is altijd een selectie uit de werkelijkheid, een uitsnede.
"Ja, dat trekt me aan. Door mijn foto's en later door mijn
tekeningen wil ik laten zien hoe ik naar de werkelijkheid kijk." Wat is de
maatstaf die u daarbij aanlegt? Op welke gronden maakt u die selectie, waar kijkt u naar?
"In de foto's die ik maak, komen nooit mensen voor. Het zijn
altijd lege kamers, lege straten. Ik vind het prettig als er veel ruimte tussen gebouwen
is. Dat soort composities trekt me. Als ik daarna mensen fotografeer, bijvoorbeeld wanneer
ik niet weet hoe ik een personage in een bepaalde houding moet tekenen, dan maak ik een
polaroid van een vriend of dan gebruik ik een foto die ik dan wel niet zelf heb gemaakt,
maar die me toch op de een of andere manier aanspreekt. Het is moeilijk te zeggen op welke
gronden je een bepaalde keuze maakt: waarom de ene foto mijn aandacht trekt en de andere
niet. Een week later zou het omgekeerd kunnen zijn. Het kan met mijn stemming te maken
hebben. Het is een instinct? "Ja... Als het om foto's van mensen gaat, hou ik
ervan als je iemand in zijn omgeving ziet. Ik hou van de nieuwe Amerikaanse fotografie, waarin je
de leden van een gezin in hun huiskamer ziet, terwijl ze als zombies voor zich uit staren
(lacht). Ook door mijn opleiding als architect ben ik heel erg geïnteresseerd in de
manier waarop mensen hun huis inrichten. Voor mij is er ook een verband met de
realistische schilderkunst uit de jaren dertig!
Aan wie denkt u dan? Aan Edward Hopper?
"Ja, Hopper, maar zelfs ook aan de Duitse schilders, zoals Max
Beckmann, Georg Grosz. En ook aan veel Italiaanse schilderijen, met bewegingloze mensen!'
Uw werk doet me ook denken aan David Hockney.
"Ik geloof dat hij de eerste schilder was, die invloed op mijn
werk had. Voordat ik Hockney leerde kennen, legde ik geen verband tussen de schilderkunst en mijn eigen werk. Ik werd beïnvloed
door striptekenaars en illustratoren: Druillet, Moebius. Toen zag ik Hockneys werk en ik
raakte erin geïnteresseerd vanwege de locaties die hij tekende, Californië, veel ruimte,
veel kleur. Dat trok me aan, ook omdat ik Californië kende. De eerste directe invloed die
hij op me had, was de manier waarop hij water tekende, de zwembaden en het reflecterende
licht: niet realistisch, maar abstract. Het was een voorbeeld van de wijze waarop je ook
in een strip wat vrijheid kon nemen."
Een manier om abstracte elementen in een realistische tekening te
integreren?
"Inderdaad. En toen ik David Hockney had ontdekt, ben ik veel meer
op schilderkunst gaan letten. Ik kende het werk wel, maar ik kreeg opnieuw belangstelling
voor hun werk: Modigliani, Matisse, Gauguin. Nu is de schilderkunst naast de fotografie
mijn belangrijkste inspiratiebron. Ik ken de stripwereld en de mensen die strips maken te
goed om nog onder de indruk te komen. Het is hetzelfde als met filmmakers, die zelf nooit
meer naar de film gaan... Maar ik zou graag schilderen. Grote doeken, echt schilderen
(lacht). Ik heb me voorgenomen daar ooit 'ns mee te beginnen. Het fascineert me!'
Ik las dat behalve door fotografie, schilderkunst en film, ook door literatuur bent
beïnvloed. Uw album Besame Mucho heeft een heel complexe, literaire structuur. Het is
waarschijnlijk gemakkelijker toegankelijk voor een lezer die op de hoogte is van de
moderne literatuur, dan voor de gemiddelde striplezer.
"Van lezers hoor ik vaak: Ik vind uw werk mooi, maar ik houd over
het algemeen niet van strips. En omgekeerd: de meeste stripliefhebbers moeten niets van
mijn werk hebben. Het is te artistiek, er staan geen balloons in, ze begrijpen het niet.
Maar ik houd van een goed geschreven tekst, ik werk dus graag met een
scenarist die kan schrijven, die een bepaalde stijl heeft. Daarom gebruik ik geen
balloons, want dan krijg je een verhaal met alleen dialogen. Dat hoeft geen bezwaar te
zijn, maar ik vind een verhaal met onderschriften rijker: je kunt dingen op twee manieren
laten zien, er moet een bepaald verband gelegd worden tussen de manier waarop iets is
beschreven en de manier waarop het is getekend."
Er moet een bepaalde spanning ontstaan tussen de tekst en de tekening?
"Ja, soms zeggen de tekst en de tekening hetzelfde op een
verschillende manier, maar er kunnen ook kleine verschillen zijn. Daar houd ik van. Soms
kun je heel filmische effecten gebruiken, omdat de
tekst vertelt wat er gebeurt of wat de hoofdpersoon denkt en voelt,
terwijl je in de tekeningen een bepaalde beweging, een handeling kunt laten zien!'
U gebruikt geen balloons. Is dat ook omdat u niet van het grafische
effect van balloons houdt?
" Ik houd vooral niet van balloons omdat ik dan niet voldoende
aandacht aan het licht in de tekeningen kan besteden. In het verhaal over Barney
bijvoorbeeld is de sfeer heel belangrijk, er zitten veel nachtscenes in. Zoiets werkt niet
als je er witte balloons aan moet toevoegen. Dat bederft het effect. Maar in mijn laatste
boek werk ik met een andere scenarist en daarin gebruik ik wel veel balloons. Ik werk daar
toch met een andere inzet aan. Het is een verhaal waarin de achtergrond om de twee
plaatjes verandert, het gaat veel sneller. Ik weet het niet, we zullen zien... Het heet Mémoires
avec Dames. Het zijn vijf verhalen, geschreven door Jean-Luc Fromental. Samen vormen
ze de memoires van een denkbeeldige figuur, Morel Cox. Ze spelen zich af in de jaren
dertig, in Duitsland, Italië. Het was de tijd dat mensen veel reisden. Het is weliswaar
met balloons, maar toch heel literair. Ik heb het gemaakt omdat ik de verhalen en de
dialogen goed vond, maar het volgende verhaal waaraan ik ga werken, wordt weer net zoiets
als Besame mucho, maar dit keer met Jeróme Charyn. Ik heb hem gevraagd om een
tekst voor me te schrijven, maar blijkbaar heeft hij me niet goed begrepen. Hij heeft veel
dialoog gebruikt. Ik ga er over een paar weken aan beginnen en waarschijnlijk heb ik er
een maand of negen voor nodig. Het gaat De broer van Adamov (De gebroeders Adamo)
heten, dat is tenminste de voorlopige titel. Het gaat over een tweeling, kleine hustlers
aan de Lower East Side!'
U vindt dat balloons u als tekenaar te veel beperken?
"Ja, je moet andere dingen bedenken, sneller werken. Ik moest nu
plaatjes tekenen van pratende hoofden met balloons erboven -iets wat ik in mijn verhalen
met Paringaux nooit gedaan had. Ik heb het gedaan omdat het een manier is om een verhaal
te vertellen, een keuze die je vooraf hebt gemaakt en waar je je verder aan houdt. De
plaatjes zijn op zich niet erg interessant, dus teken ik ze snel, maar op zich wordt dat
ook weer boeiend want je manier van tekenen begint als een soort handschrift te werken. Ik
denk dat het goed kan zijn om snel te werken, waardoor het tempo van de tekenaar meer
overeenkomt met het tempo van de lezer. Het is niet goed om een hele maand aan een
strippagina te werken. Dit soort strips moet snel gemaakt en snel gelezen worden. Deze
minder realistische manier van tekenen, vlug en zonder foto's te gebruiken, heeft zeker
invloed gehad op mijn werk "
Voor een dergelijke manier van tekenen is een zekere virtuositeit
nodig.
"Ja, maar ik weet niet of ik zo'n virtuoze tekenaar ben (lacht).
Nee, ik geloof het niet. Ik heb er zo veel mogelijk mijn best op gedaan. Vooral op het
gebruik van kleur en licht, de achtergrond heb ik minder uitgediept. Zo'n verhaal met
rennende mensen is echt een strip (lacht)."
In hoeverre verschilt een boek als Mémoires avec Dames van uw andere
werk?
"Het is veel eenvoudiger. Ik maak me niet zo druk over de
compositie. Je moet vooral de mensen in beeld brengen. In de andere verhalen kon ik andere
dingen laten zien, omdat er altijd nog de tekst was. Als er nu staat dat iemand in zijn
zakken zoekt en iets op tafel legt, dan moet ik dat ook laten zien."
Dat is een veel grotere beperking?
" Inderdaad, maar dat neemt niet weg dat ik toch tevreden ben met
dit nieuwe boek, Ik heb altijd veel werk naast die stripverhalen gedaan, en dit was een
manier om me nu eens echt met een strip bezig te houden."
Dit is het dichtst bij een conventionele strip dat u ooit zult komen?
"Zeker."
Om terug te komen op de structuur van Besame Mucho.- was dat een idee
van Paringaux of van u?
"De manier waarop het geschreven is, met de
flashbacks en het
personage dat als een biograaf over het leven van Barney vertelt, is Paringaux' idee. Er
zijn heel wat mensen die het verhaal niet begrepen hebben, zelfs een aantal critici, maar
ik houd van Paringaux' manier van schrijven en daar vertrouwde ik op.
Nee, het hele
verhaal komt van hem. Zelf ben ik geen grote jazz-fan. Ik luister er graag naar, maar ik
ben geen kenner. Ik vond het prettig aan het verhaal te werken, omdat de jazz voor mij
vooral met een bepaalde sfeer verbonden is, met de 'zwarte Amerikaanse en Franse films uit
de jaren vijftig en zestig. Ik heb het een beetje als een policier getekend en het boek
kreeg zelfs een prijs als beste strip op het Grenoble Polar-festival. Daar keek ik
van op, want het is geen verhaal met een speurder of zo - maar blijkbaar wordt het
beschouwd als een 'zwart' verhaal. , En inderdaad, het loopt heel droevig af (lacht)!'
De tijd waarin het verhaal zich afspeelde, de achtergrond, was
voor u interessanter dan Barney, de hoofdpersoon?
"Nee, ik was dan wel geen jazzliefhebber, maar ik had er zeker ook
geen afkeer van. En de figuur van de jazzmusicus is veel romantischer, veel eenzamer dan
een rockster. Hij wordt door veel meer mysterie omgeven, aan zijn manier van leven komt
geen showbusiness te pas. Je zou niet hetzelfde verhaal over, een rockster kunnen
vertellen, met een groep, groupies, al dat gedoe."
Barney is gebaseerd op een bestaande musicus, heb ik begrepen.
"Aanvankelijk wel. Hij was gebaseerd op de echte Barney Wilen,
vooral omdat Paringaux een bewonderaar van hem is en zijn werk kende. Vroeger al, maar
toen verdween Barney Wilen opeens. Zoiets was het: op zijn twintigste een genie, en daarna
plotseling verdwenen. Dat was wat Paringaux vooral aantrok, die neergang die volgt op het
succes. Dat vind je ook in de Amerikaanse literatuur!'
Barney is min of meer het archetype van de jazzmusicus. Het verhaal
gaat grotendeels ook op voor Charlie Parker of Chet Baker.
"Ja, Barney zou ook heel goed Chet Baker kunnen zijn, die hier in
Amsterdam is omgekomen. De figuur is ontleend aan diverse musici. Het leven van Charlie
Parker, Chet Baker, Barney... met het uiterlijk van Billy Vance, Stan Getz. Al die
studentikoos ogende blanke jazzmusici: Dave Brubeck, Lee Konitz... maar ook Barney zelf
natuurlijk (lacht). Er waren maar heel weinig foto's uit de tijd dat Barney jong was.
Inmiddels heb ik hem zelf ontmoet en we hebben een goede verstandhouding met hem. Hij
heeft weer een plaat gemaakt, die heel goed verkocht heeft. De plaat hoort bij het boek,
als een soort soundtrack bij een film. Hij treedt nu weer vaak op. Er is een merkwaardige
verhouding tussen ons drieën: toen ik het boek maakte was ik zelf dertig, Paringaux
veertig en Barney vijftig."
Heeft Barney een comeback aan het boek te danken?
"Ja, een grote comeback zelfs. Na de soundtrack voor het boek
heeft hij nog twee platen gemaakt en hij heeft echt veel succes. Van de soundtrack, La
note bleue, zijn 20.000 exemplaren verkocht. Dat is heel veel, zeker gezien het
feit dat in Frankrijk, ik weet niet hoe het hier is,
bijna geen jazzplaten verkocht
worden!'
Als u nu terug kijkt op uw werk, over welk boek bent u
dan nog steeds
het meest tevreden?
"In mijn eerste verhalen wisselde ik steeds van stijl. Dat was
niet goed, de boeken die ik toen maakte waren onsamenhangend. Vanaf Zenata Beach begin ik
zelf redelijk tevreden te worden over mijn werk. Ik heb namelijk anderhalf jaar in Marokko
gewoond en toen had ik alle tijd om te tekenen en met kleur te werken. Ik geloof dat er in
de manier waarop ik licht in mijn tekeningen gebruik een groot verschil zit in de periodes
voor en na mijn verblijf in Marokko. Er zijn een paar pagina's in Woestijnkoorts waar
ik nog steeds tevreden over ben, maar het zijn er maar heel weinig. Barney is nog
steeds okay, vind ik. In Daglicht heb ik een selectie gemaakt uit heel veel materiaal,
want ik heb veel geïllustreerd. Ik heb ze echt op kwaliteit geselecteerd: dit zijn de
tekeningen waar ik nog steeds tevreden over ben. Maar we hadden ook een boek kunnen maken
waarin je mijn evolutie als tekenaar ziet, met schetsen en dergelijke. Maar dit zijn de
ongeveer tachtig tekeningen waar ik nog steeds achter sta."
U zei dat u Woestijnkoorts zelf niet zo interessant t meer vond. .
"Nee, het verhaal vind ik nog steeds heel goed! Maar als ik zeg
dat ik er niet meer tevreden over ben, is het omdat ik geloof dat ik er nu iets veel
beters van zou kunnen maken. In een van mijn allereerste boeken, Clichés d'Amour, dat
niet in het Nederlands verschenen is, staan een paar heel goede verhalen van Paringaux,
die ik graag nog eens over zou willen maken. Maar als je daar eenmaal aan begint. .
... Dan is het einde zoek?
"Inderdaad (lacht). Maar dat is een reden waarom ik bepaalde dingen over zou
willen doen: ik vind dat ik geen recht gedaan heb aan het verhaal. En er is nog een boek, Arrière
Saison, waar ik nog steeds tevreden over ben."
In Daglicht staan ook een paar illustraties in zwart-wit. Wat is het
grote verschil tussen werken in zwart-wit en werken in kleur?
"Aanvankelijk werkte ik altijd in zwart-wit, omdat het dan
gemakkelijker is je werk gepubliceerd te krijgen. In kleine tijdschriftjes bijvoorbeeld.
Maar al heel gauw hadden de mensen een voorkeur voor het werk dat ik in kleur maakte. Als
ik nu een affiche in zwart-wit maak, verkoopt het niet. De mensen kennen me vooral van
mijn werk in kleur. Tekeningen in zwart-wit maak ik alleen nog in opdracht, voor kranten
zoals Libération bijvoorbeeld. Vandaar dat er in het boek een aantal zwart-wit tekeningen
staan. Maar ik werk met gewassen inkt, niet met arceringen!'
Is het prettig om te doen?
"Zeker. Soms ben ik moe van al dat zonnige licht. Ik zou graag
eens iets met houtsneden doen, maar ik heb altijd de indruk dat mensen teleurgesteld zijn
als ik iets in zwart-wit doe. En ik houd er juist van ze te verrassen.
Ik ga aan een project beginnen dat vergelijkbaar is met wat Tardi met Voyage
au bout de la nuit van Céline heeft gedaan. Van mij verschijnt er volgend jaar iets
dergelijks, een boek van Georges Simenon. Ik weet nog niet of ik iets ga maken dat heel
grijs van atmosfeer is, zoals de boeken die in België of het noorden van Frankrijk
spelen, of iets dat tegelijk grijs en zonnig is, een van de exotische romans die Simenon
schreef. Verhalen over kleine ambtenaartjes in Afrika."
U weet nog niet welke roman van Simenon het wordt?
"Nee, maar het wordt in ieder geval geen verhaal met Maigret. Ik
mag zelf een roman kiezen, al moet het wel een boek zijn dat in het fonds van Gallimard
zit. Maar Simenon heeft heel veel geschreven en ik heb keus uit zo'n dertig titels, als ik
het me goed herinner!'
Wie heeft voor Simenon gekozen? De uitgever of u zelf?
"Ik zelf. De uitgever wilde eigenlijk dat ik iets met Patrick
Modiano zou doen. Ik vind zijn werk erg goed, maar een probleem was dat zijn werk al eens
eerder door iemand was geïllustreerd: Pierre LeTan. Die combinatie werkte erg goed. Ze
zijn sinds hun jeugd met elkaar bevriend. Daar wilde ik niet tussenkomen.
Er kwam nog een probleem bij. De reeks is door Gallimard en Futuropolis
zo opgezet, dat er heel veel illustraties voor een boek nodig zijn. Dat kan bij Modiano
niet: je moet de figuren niet te nauwkeurig definiëren. Er moet wat geheimzinnigheid, wat
mist om ze heen blijven hangen. Je kunt niet te expliciet worden. Het had gekund als ik
voor het hele boek niet meer dan tien illustraties had hoeven maken, maar het moesten er
zo'n honderd zijn. En ik maak graag plaatjes die een beetje vuil zijn. Niet te chic. Soms
is dat mooi, maar het mag er allemaal niet te luxueus uitzien. De verhalen van Modiano
spelen zich altijd in de jaren zestig af, in Parijs of aan de Rivièra."
Dat vuile, die morsigheid in de romans van Simenon - is dat de reden
dat u voor hem gekozen hebt?
"Ja. Al die mensen die zich onder de brandende zon proberen
staande te houden, die problemen hebben met hun omgeving, waar ze niet in passen. Mensen
in de greep van hun emoties. Dat trekt me!' Is het tekenen in zwart- wit persoonlijker
dan het tekenen in kleur?
"Nee, nee. Zwart-wit is gewoon de stap die aan kleur voorafgaat.
Ik grijp vanzelf naar kleur. Als ik in mijn vrije tijd teken, voor mijn eigen plezier,
gebruik ik vetkrijt. Maar sommige onderwerpen hebben geen kleur nodig en dan teken ik ze
in zwart- wit. Al houd ik ervan als zwart-wit tekeningen in kleur worden afgedrukt: je
krijgt dan al die kleurnuances in het grijs. Grijsgroen, grijsblauw, grijsbruin. Ik
bewonder mensen zoals Charles Burns die echt heel goed zijn in zwart-wit. Ik kreeg laatst
een boek met houtsneden van Frans Masereel, De stad. Daar ben ik diep van onder de
indruk, omdat het zo totaal anders is dan mijn eigen werk. Zelf durf ik nooit diepzwart te
gebruiken. Maar als je, zoals ik, geïntrigeerd wordt door licht, grijp je vanzelf naar
kleur!'
Wat is voor u het belangrijkste in uw werk? Het licht, de ruimte?
"Het gaat waarschijnlijk vooral om de combinatie van het licht, de
ruimte en de lijn. Ik werk met pen op aquarelpapier, waardoor je een heel onregelmatige,
hakkelige lijn krijgt. Maar bij elk plaatje dat ik maak, gaat het om het licht. Dat is het
grote verschil met andere striptekenaars." Je zou kunnen zeggen dat het licht de
werkelijke hoofdrolspeler in uw verhalen is? "Mijn laatste boek heet Daglicht,
dus wie weet (lacht)."
Pieter van Oudheusden |