WB01343_.gif (599 bytes) LOUSTAL, HET LICHT ALS HOOFDROLSPELER

De meeste stripliefhebbers lijken moeite te hebben met het werk van de Franse tekenaar Jacques de Loustal. Zijn albums Woestijnkoorts en Besame Mucho (uitgegeven door Casterman) zijn mede door hun literaire toon en structuur eerder beeldromans dan strip verhalen in de gebruikelijk zin van het woord. Zijn artistieke kwaliteiten - met name zijn fenomenale gevoel voor kleur en atmosfeer - lijden geen twijfel, maar vaak is Loustal verweten eerder een illustrator dan een striptekenaar te zijn. Ironisch genoeg wordt die indruk versterkt door de beide boeken waarvan korte tijd geleden een Nederlandse editie verscheen: de thriller die hij in samenwerking met Tito Topin maakte, De W van wraak (uitgeverij Arboris), en Daglicht (uitgeverij Het Raadsel), dat een selectie bevat uit de illustraties die Loustal de afgelopen den jaar maakte. Naar aanleiding van de verschijning van dat laatste boek werd bij Galerie Lambiek in Amsterdam een tentoonstelling van Loustals werk gehouden. Daar spraken we met de tekenaar: over het uitdiepen van een verhaal, over de rol die fotografie, schilderkunst en literatuur in zijn werk spelen over het verschil tussen strips met onderschriften en strips met balloons, en over licht ruimte en kleur: Ik heb altijd de indruk dat mensen teleurgesteld zijn als ik iets in zwart wil doe:'

 

Voelt u zich als illustrator vrijer dan wanneer u aan een strip bezig bent?

Loustal: "Ja, aan een lang stripverhaal ben je zo'n tien maanden bezig. Dan moet je je alsmaar aan dezelfde grafische code, dezelfde techniek en dezelfde personages houden. Ik doe het graag, want ik houd ervan een verhaal leven in te blazen, bezig te zijn met de verhouding tussen de tekst en de tekening en tussen de tekeningen onderling, met het licht, met de achtergrond en de omgeving van de personages om zo een verhaal helemaal uit te diepen. Maar als ik daarmee klaar ben, ben ik het ook goed beu. Dan vind ik het prettig om grotere tekeningen te maken, materiaal te gebruiken dat heel anders is dan aquarelverf, veel feller van kleur."

 

Wat is voor u het meest aantrekkelijk bij het tekenen van een strip.- het verhaal of de personages?

"Over het algemeen het verhaal. Ik werk altijd met anderen samen. Met scenaristen, want voor het schrijven van verhalen ben ik niet in de wieg gelegd (lacht). Ik kan plaatjes tekenen, maar geen verhalen vertellen. Daarom moet ik altijd samenwerken met iemand die ik ken, met wie ik goed op kan schieten en wiens werk ik waardeer. We moeten van dezelfde dingen houden, dezelfde invloeden ondergaan hebben.

Het eerste waar ik op let, is de locatie waar het verhaal zich afspeelt. En in welke tijd. De personages komen pas op de tweede plaats. Ik vertrouw op mijn scenario en als ik graag met ze werk, komt het wel in orde. Tijd en plaats zijn heel belangrijk. Voordat je aan het verhaal begint, moetje je daar uitgebreid over documenteren: in boekwinkels kijken, op reis gaan om ter plaatse foto's en tekeningen te maken. Daar ligt een grote nadruk op in mijn tekeningen, vandaar dat er zo vaak kusten, landschappen, nachtscenes in mijn verhalen te zien zijn."

 

Er ligt een grote nadruk op de omgeving van de personages?

"Ja, want ik ben van oorsprong architect. Ik heb een opleiding van acht jaar gevolgd. Misschien springt dat niet in het oog, want de gebouwen staan niet centraal in mijn tekeningen, maar ik geloof dat ik een bepaalde visie op de omgeving heb die direct samenhangt met mijn voorkeur voor de architectuur. Maar het gaat altijd om anonieme architectuur. En ik denk dat mijn opleiding ook terug te zien is in het belang dat ik in mijn tekeningen aan die omgeving hecht."

 

De omgeving vertelt altijd veel over de personages. In uw stijl zou het mogelijk zijn een verhaal te vertellen over een personage dat zelf niet in beeld komt.

"Ja, dat is iets dat ik altijd heb willen doen! Een verhaal vertellen door te laten zien wat zich om de personages heen bevindt, en tussen hen in - zonder dat ze zelf te zien zijn. Een jaar of tien geleden was zoiets misschien mogelijk geweest, toen kon je in strips met dat soort dingen experimenteren. Maar nu hoef je er bij geen enkele redacteur mee aan te komen (lacht). Maar ik heb iets dergelijks gemaakt, al is het geen strip: De W van Wraak. Het is een graphic novel. Ik ben met de schrijver, Tito Topin, naar Marokko geweest. Hij schreef een verhaal en op de plaatsen waar het zich afspeel, maakte ik tekeningen en foto's. Hij en ik hadden allebei een andere visie. We verschilden in leeftijd. Ik heb toen besloten om niet de personages, maar alleen hun omgeving te laten zien. Maar het is zeker geen stripverhaal!' 

Er is een heel duidelijke invloed van de fotografie in uw werk te zien, vooral in de compositie van uw tekeningen en de manier waarop u gebruik maakt van kaders. "Als ik met tekenen begin, trek ik eerst een grens,een kader. Daar binnen bouw ik met lijnen de tekening op. Voor mij is het altijd alsof ik de dingen door een zoeker zie Ik maak heel veel foto's en soms besef ik dat ik zoveel fotografeer, dat ik bijna uitsluitend via de zoeker naar dingen kijk, Een anekdote: ik was in San Francisco en huurde een helikopter om over Alcatraz te vliegen. Ik dacht bij mezelf: Fantastisch, prachtig. Ik maakte een hele hoop foto's - maar ik keek niet zelf, ik keek via mijn camera. Het was snel voorbij, want het is maar een klein stukje vliegen. Toen het voorbij was, herinnerde ik me alleen het beeld dat ik in mijn zoeker had gezien. Ik had geen totaaloverzicht. Dat is een extreem voorbeeld, maar het geeft een indruk van de manier waarop ik werk!' 

Een foto is altijd een selectie uit de werkelijkheid, een uitsnede.

"Ja, dat trekt me aan. Door mijn foto's en later door mijn tekeningen wil ik laten zien hoe ik naar de werkelijkheid kijk." Wat is de maatstaf die u daarbij aanlegt? Op welke gronden maakt u die selectie, waar kijkt u naar?

"In de foto's die ik maak, komen nooit mensen voor. Het zijn altijd lege kamers, lege straten. Ik vind het prettig als er veel ruimte tussen gebouwen is. Dat soort composities trekt me. Als ik daarna mensen fotografeer, bijvoorbeeld wanneer ik niet weet hoe ik een personage in een bepaalde houding moet tekenen, dan maak ik een polaroid van een vriend of dan gebruik ik een foto die ik dan wel niet zelf heb gemaakt, maar die me toch op de een of andere manier aanspreekt. Het is moeilijk te zeggen op welke gronden je een bepaalde keuze maakt: waarom de ene foto mijn aandacht trekt en de andere niet. Een week later zou het omgekeerd kunnen zijn. Het kan met mijn stemming te maken hebben. Het is een instinct? "Ja... Als het om foto's van mensen gaat, hou ik ervan als je iemand in zijn omgeving ziet. Ik hou van de nieuwe Amerikaanse fotografie, waarin je de leden van een gezin in hun huiskamer ziet, terwijl ze als zombies voor zich uit staren (lacht). Ook door mijn opleiding als architect ben ik heel erg geïnteresseerd in de manier waarop mensen hun huis inrichten. Voor mij is er ook een verband met de realistische schilderkunst uit de jaren dertig!  

Aan wie denkt u dan? Aan Edward Hopper?

"Ja, Hopper, maar zelfs ook aan de Duitse schilders, zoals Max Beckmann, Georg Grosz. En ook aan veel Italiaanse schilderijen, met bewegingloze mensen!' 

Uw werk doet me ook denken aan David Hockney.

"Ik geloof dat hij de eerste schilder was, die invloed op mijn werk had. Voordat ik Hockney leerde kennen, legde ik geen verband tussen de schilderkunst en mijn eigen werk. Ik werd beïnvloed door striptekenaars en illustratoren: Druillet, Moebius. Toen zag ik Hockneys werk en ik raakte erin geïnteresseerd vanwege de locaties die hij tekende, Californië, veel ruimte, veel kleur. Dat trok me aan, ook omdat ik Californië kende. De eerste directe invloed die hij op me had, was de manier waarop hij water tekende, de zwembaden en het reflecterende licht: niet realistisch, maar abstract. Het was een voorbeeld van de wijze waarop je ook in een strip wat vrijheid kon nemen." 

Een manier om abstracte elementen in een realistische tekening te integreren?

"Inderdaad. En toen ik David Hockney had ontdekt, ben ik veel meer op schilderkunst gaan letten. Ik kende het werk wel, maar ik kreeg opnieuw belangstelling voor hun werk: Modigliani, Matisse, Gauguin. Nu is de schilderkunst naast de fotografie mijn belangrijkste inspiratiebron. Ik ken de stripwereld en de mensen die strips maken te goed om nog onder de indruk te komen. Het is hetzelfde als met filmmakers, die zelf nooit meer naar de film gaan... Maar ik zou graag schilderen. Grote doeken, echt schilderen (lacht). Ik heb me voorgenomen daar ooit 'ns mee te beginnen. Het fascineert me!' 

Ik las dat behalve door fotografie, schilderkunst en film, ook door literatuur bent beïnvloed. Uw album Besame Mucho heeft een heel complexe, literaire structuur. Het is waarschijnlijk gemakkelijker toegankelijk voor een lezer die op de hoogte is van de moderne literatuur, dan voor de gemiddelde striplezer.

"Van lezers hoor ik vaak: Ik vind uw werk mooi, maar ik houd over het algemeen niet van strips. En omgekeerd: de meeste stripliefhebbers moeten niets van mijn werk hebben. Het is te artistiek, er staan geen balloons in, ze begrijpen het niet.

Maar ik houd van een goed geschreven tekst, ik werk dus graag met een scenarist die kan schrijven, die een bepaalde stijl heeft. Daarom gebruik ik geen balloons, want dan krijg je een verhaal met alleen dialogen. Dat hoeft geen bezwaar te zijn, maar ik vind een verhaal met onderschriften rijker: je kunt dingen op twee manieren laten zien, er moet een bepaald verband gelegd worden tussen de manier waarop iets is beschreven en de manier waarop het is getekend." 

Er moet een bepaalde spanning ontstaan tussen de tekst en de tekening?

"Ja, soms zeggen de tekst en de tekening hetzelfde op een verschillende manier, maar er kunnen ook kleine verschillen zijn. Daar houd ik van. Soms kun je heel filmische effecten gebruiken, omdat de

tekst vertelt wat er gebeurt of wat de hoofdpersoon denkt en voelt, terwijl je in de tekeningen een bepaalde beweging, een handeling kunt laten zien!' 

U gebruikt geen balloons. Is dat ook omdat u niet van het grafische effect van balloons houdt?

" Ik houd vooral niet van balloons omdat ik dan niet voldoende aandacht aan het licht in de tekeningen kan besteden. In het verhaal over Barney bijvoorbeeld is de sfeer heel belangrijk, er zitten veel nachtscenes in. Zoiets werkt niet als je er witte balloons aan moet toevoegen. Dat bederft het effect. Maar in mijn laatste boek werk ik met een andere scenarist en daarin gebruik ik wel veel balloons. Ik werk daar toch met een andere inzet aan. Het is een verhaal waarin de achtergrond om de twee plaatjes verandert, het gaat veel sneller. Ik weet het niet, we zullen zien... Het heet Mémoires avec Dames. Het zijn vijf verhalen, geschreven door Jean-Luc Fromental. Samen vormen ze de memoires van een denkbeeldige figuur, Morel Cox. Ze spelen zich af in de jaren dertig, in Duitsland, Italië. Het was de tijd dat mensen veel reisden. Het is weliswaar met balloons, maar toch heel literair. Ik heb het gemaakt omdat ik de verhalen en de dialogen goed vond, maar het volgende verhaal waaraan ik ga werken, wordt weer net zoiets als Besame mucho, maar dit keer met Jeróme Charyn. Ik heb hem gevraagd om een tekst voor me te schrijven, maar blijkbaar heeft hij me niet goed begrepen. Hij heeft veel dialoog gebruikt. Ik ga er over een paar weken aan beginnen en waarschijnlijk heb ik er een maand of negen voor nodig. Het gaat De broer van Adamov (De gebroeders Adamo) heten, dat is tenminste de voorlopige titel. Het gaat over een tweeling, kleine hustlers aan de Lower East Side!' 

U vindt dat balloons u als tekenaar te veel beperken?

"Ja, je moet andere dingen bedenken, sneller werken. Ik moest nu plaatjes tekenen van pratende hoofden met balloons erboven -iets wat ik in mijn verhalen met Paringaux nooit gedaan had. Ik heb het gedaan omdat het een manier is om een verhaal te vertellen, een keuze die je vooraf hebt gemaakt en waar je je verder aan houdt. De plaatjes zijn op zich niet erg interessant, dus teken ik ze snel, maar op zich wordt dat ook weer boeiend want je manier van tekenen begint als een soort handschrift te werken. Ik denk dat het goed kan zijn om snel te werken, waardoor het tempo van de tekenaar meer overeenkomt met het tempo van de lezer. Het is niet goed om een hele maand aan een strippagina te werken. Dit soort strips moet snel gemaakt en snel gelezen worden. Deze minder realistische manier van tekenen, vlug en zonder foto's te gebruiken, heeft zeker invloed gehad op mijn werk " 

Voor een dergelijke manier van tekenen is een zekere virtuositeit nodig.

"Ja, maar ik weet niet of ik zo'n virtuoze tekenaar ben (lacht). Nee, ik geloof het niet. Ik heb er zo veel mogelijk mijn best op gedaan. Vooral op het gebruik van kleur en licht, de achtergrond heb ik minder uitgediept. Zo'n verhaal met rennende mensen is echt een strip (lacht)." 

In hoeverre verschilt een boek als Mémoires avec Dames van uw andere werk?

"Het is veel eenvoudiger. Ik maak me niet zo druk over de compositie. Je moet vooral de mensen in beeld brengen. In de andere verhalen kon ik andere dingen laten zien, omdat er altijd nog de tekst was. Als er nu staat dat iemand in zijn zakken zoekt en iets op tafel legt, dan moet ik dat ook laten zien." 

Dat is een veel grotere beperking?

" Inderdaad, maar dat neemt niet weg dat ik toch tevreden ben met dit nieuwe boek, Ik heb altijd veel werk naast die stripverhalen gedaan, en dit was een manier om me nu eens echt met een strip bezig te houden." 

Dit is het dichtst bij een conventionele strip dat u ooit zult komen?

"Zeker." 

Om terug te komen op de structuur van Besame Mucho.- was dat een idee van Paringaux of van u?

"De manier waarop het geschreven is, met de flashbacks en het personage dat als een biograaf over het leven van Barney vertelt, is Paringaux' idee. Er zijn heel wat mensen die het verhaal niet begrepen hebben, zelfs een aantal critici, maar ik houd van Paringaux' manier van schrijven en daar vertrouwde ik op.  Nee, het hele verhaal komt van hem. Zelf ben ik geen grote jazz-fan. Ik luister er graag naar, maar ik ben geen kenner. Ik vond het prettig aan het verhaal te werken, omdat de jazz voor mij vooral met een bepaalde sfeer verbonden is, met de 'zwarte Amerikaanse en Franse films uit de jaren vijftig en zestig. Ik heb het een beetje als een policier getekend en het boek kreeg zelfs een prijs als beste strip op het Grenoble Polar-festival. Daar keek ik van op, want het is geen verhaal met een speurder of zo - maar blijkbaar wordt het beschouwd als een 'zwart' verhaal. , En inderdaad, het loopt heel droevig af (lacht)!' 

De tijd waarin het verhaal zich afspeelde, de achtergrond, was voor u interessanter dan Barney, de hoofdpersoon?

"Nee, ik was dan wel geen jazzliefhebber, maar ik had er zeker ook geen afkeer van. En de figuur van de jazzmusicus is veel romantischer, veel eenzamer dan een rockster. Hij wordt door veel meer mysterie omgeven, aan zijn manier van leven komt geen showbusiness te pas. Je zou niet hetzelfde verhaal over, een rockster kunnen vertellen, met een groep, groupies, al dat gedoe." 

Barney is gebaseerd op een bestaande musicus, heb ik begrepen.

"Aanvankelijk wel. Hij was gebaseerd op de echte Barney Wilen, vooral omdat Paringaux een bewonderaar van hem is en zijn werk kende. Vroeger al, maar toen verdween Barney Wilen opeens. Zoiets was het: op zijn twintigste een genie, en daarna plotseling verdwenen. Dat was wat Paringaux vooral aantrok, die neergang die volgt op het succes. Dat vind je ook in de Amerikaanse literatuur!' 

Barney is min of meer het archetype van de jazzmusicus. Het verhaal gaat grotendeels ook op voor Charlie Parker of Chet Baker.

"Ja, Barney zou ook heel goed Chet Baker kunnen zijn, die hier in Amsterdam is omgekomen. De figuur is ontleend aan diverse musici. Het leven van Charlie Parker, Chet Baker, Barney... met het uiterlijk van Billy Vance, Stan Getz. Al die studentikoos ogende blanke jazzmusici: Dave Brubeck, Lee Konitz... maar ook Barney zelf natuurlijk (lacht). Er waren maar heel weinig foto's uit de tijd dat Barney jong was. Inmiddels heb ik hem zelf ontmoet en we hebben een goede verstandhouding met hem. Hij heeft weer een plaat gemaakt, die heel goed verkocht heeft. De plaat hoort bij het boek, als een soort soundtrack bij een film. Hij treedt nu weer vaak op. Er is een merkwaardige verhouding tussen ons drieën: toen ik het boek maakte was ik zelf dertig, Paringaux veertig en Barney vijftig." 

Heeft Barney een comeback aan het boek te danken?

"Ja, een grote comeback zelfs. Na de soundtrack voor het boek heeft hij nog twee platen gemaakt en hij heeft echt veel succes. Van de soundtrack, La note bleue, zijn 20.000 exemplaren verkocht. Dat is heel veel, zeker gezien het feit dat in Frankrijk,  ik weet niet hoe het hier is,  bijna geen jazzplaten verkocht worden!' 

Als u nu terug kijkt op uw werk, over welk boek bent u dan nog steeds het meest tevreden?

"In mijn eerste verhalen wisselde ik steeds van stijl. Dat was niet goed, de boeken die ik toen maakte waren onsamenhangend. Vanaf Zenata Beach begin ik zelf redelijk tevreden te worden over mijn werk. Ik heb namelijk anderhalf jaar in Marokko gewoond en toen had ik alle tijd om te tekenen en met kleur te werken. Ik geloof dat er in de manier waarop ik licht in mijn tekeningen gebruik een groot verschil zit in de periodes voor en na mijn verblijf in Marokko. Er zijn een paar pagina's in Woestijnkoorts waar ik nog steeds tevreden over ben, maar het zijn er maar heel weinig. Barney is nog steeds okay, vind ik. In Daglicht heb ik een selectie gemaakt uit heel veel materiaal, want ik heb veel geïllustreerd. Ik heb ze echt op kwaliteit geselecteerd: dit zijn de tekeningen waar ik nog steeds tevreden over ben. Maar we hadden ook een boek kunnen maken waarin je mijn evolutie als tekenaar ziet, met schetsen en dergelijke. Maar dit zijn de ongeveer tachtig tekeningen waar ik nog steeds achter sta."

U zei dat u Woestijnkoorts zelf niet zo interessant t meer vond. .

"Nee, het verhaal vind ik nog steeds heel goed! Maar als ik zeg dat ik er niet meer tevreden over ben, is het omdat ik geloof dat ik er nu iets veel beters van zou kunnen maken. In een van mijn allereerste boeken, Clichés d'Amour, dat niet in het Nederlands verschenen is, staan een paar heel goede verhalen van Paringaux, die ik graag nog eens over zou willen maken. Maar als je daar eenmaal aan begint. .

... Dan is het einde zoek?

"Inderdaad (lacht). Maar dat is een reden waarom ik bepaalde dingen over zou willen doen: ik vind dat ik geen recht gedaan heb aan het verhaal. En er is nog een boek, Arrière Saison, waar ik nog steeds tevreden over ben." 

In Daglicht staan ook een paar illustraties in zwart-wit. Wat is het grote verschil tussen werken in zwart-wit en werken in kleur?

"Aanvankelijk werkte ik altijd in zwart-wit, omdat het dan gemakkelijker is je werk gepubliceerd te krijgen. In kleine tijdschriftjes bijvoorbeeld. Maar al heel gauw hadden de mensen een voorkeur voor het werk dat ik in kleur maakte. Als ik nu een affiche in zwart-wit maak, verkoopt het niet. De mensen kennen me vooral van mijn werk in kleur. Tekeningen in zwart-wit maak ik alleen nog in opdracht, voor kranten zoals Libération bijvoorbeeld. Vandaar dat er in het boek een aantal zwart-wit tekeningen staan. Maar ik werk met gewassen inkt, niet met arceringen!' 

Is het prettig om te doen?

"Zeker. Soms ben ik moe van al dat zonnige licht. Ik zou graag eens iets met houtsneden doen, maar ik heb altijd de indruk dat mensen teleurgesteld zijn als ik iets in zwart-wit doe. En ik houd er juist van ze te verrassen.

Ik ga aan een project beginnen dat vergelijkbaar is met wat Tardi met Voyage au bout de la nuit van Céline heeft gedaan. Van mij verschijnt er volgend jaar iets dergelijks, een boek van Georges Simenon. Ik weet nog niet of ik iets ga maken dat heel grijs van atmosfeer is, zoals de boeken die in België of het noorden van Frankrijk spelen, of iets dat tegelijk grijs en zonnig is, een van de exotische romans die Simenon schreef. Verhalen over kleine ambtenaartjes in Afrika." 

U weet nog niet welke roman van Simenon het wordt?

"Nee, maar het wordt in ieder geval geen verhaal met Maigret. Ik mag zelf een roman kiezen, al moet het wel een boek zijn dat in het fonds van Gallimard zit. Maar Simenon heeft heel veel geschreven en ik heb keus uit zo'n dertig titels, als ik het me goed herinner!' 

Wie heeft voor Simenon gekozen? De uitgever of u zelf?

"Ik zelf. De uitgever wilde eigenlijk dat ik iets met Patrick Modiano zou doen. Ik vind zijn werk erg goed, maar een probleem was dat zijn werk al eens eerder door iemand was geïllustreerd: Pierre LeTan. Die combinatie werkte erg goed. Ze zijn sinds hun jeugd met elkaar bevriend. Daar wilde ik niet tussenkomen.

Er kwam nog een probleem bij. De reeks is door Gallimard en Futuropolis zo opgezet, dat er heel veel illustraties voor een boek nodig zijn. Dat kan bij Modiano niet: je moet de figuren niet te nauwkeurig definiëren. Er moet wat geheimzinnigheid, wat mist om ze heen blijven hangen. Je kunt niet te expliciet worden. Het had gekund als ik voor het hele boek niet meer dan tien illustraties had hoeven maken, maar het moesten er zo'n honderd zijn. En ik maak graag plaatjes die een beetje vuil zijn. Niet te chic. Soms is dat mooi, maar het mag er allemaal niet te luxueus uitzien. De verhalen van Modiano spelen zich altijd in de jaren zestig af, in Parijs of aan de Rivièra." 

Dat vuile, die morsigheid in de romans van Simenon - is dat de reden dat u voor hem gekozen hebt?

"Ja. Al die mensen die zich onder de brandende zon proberen staande te houden, die problemen hebben met hun omgeving, waar ze niet in passen. Mensen in de greep van hun emoties. Dat trekt me!' Is het tekenen in zwart- wit persoonlijker dan het tekenen in kleur?

"Nee, nee. Zwart-wit is gewoon de stap die aan kleur voorafgaat. Ik grijp vanzelf naar kleur. Als ik in mijn vrije tijd teken, voor mijn eigen plezier, gebruik ik vetkrijt. Maar sommige onderwerpen hebben geen kleur nodig en dan teken ik ze in zwart- wit. Al houd ik ervan als zwart-wit tekeningen in kleur worden afgedrukt: je krijgt dan al die kleurnuances in het grijs. Grijsgroen, grijsblauw, grijsbruin. Ik bewonder mensen zoals Charles Burns die echt heel goed zijn in zwart-wit. Ik kreeg laatst een boek met houtsneden van Frans Masereel, De stad. Daar ben ik diep van onder de indruk, omdat het zo totaal anders is dan mijn eigen werk. Zelf durf ik nooit diepzwart te gebruiken. Maar als je, zoals ik, geïntrigeerd wordt door licht, grijp je vanzelf naar kleur!' 

Wat is voor u het belangrijkste in uw werk? Het licht, de ruimte?

"Het gaat waarschijnlijk vooral om de combinatie van het licht, de ruimte en de lijn. Ik werk met pen op aquarelpapier, waardoor je een heel onregelmatige, hakkelige lijn krijgt. Maar bij elk plaatje dat ik maak, gaat het om het licht. Dat is het grote verschil met andere striptekenaars." Je zou kunnen zeggen dat het licht de werkelijke hoofdrolspeler in uw verhalen is? "Mijn laatste boek heet Daglicht, dus wie weet (lacht)."

Pieter van Oudheusden

toestand.gif (14221 bytes)